Petersnijders.info

Home » Praktijkgericht onderzoek (PGO)

Praktijkgericht onderzoek (PGO)

Naast fundamenteel onderzoek is er ook nog een andere variant van onderzoek doen; namelijk praktijkgericht onderzoek. Hierbij wordt uitgegaan van een praktijkprobleem en wordt kennis uit de kennisstroom gebruikt om de eigen beroepspraktijk te verbeteren. Omdat door te kiezen voor praktijkgericht onderzoek de gehele onderzoeksaanpak tot in vele details wordt beïnvloed, kan dit ook wel een paradigmatische keuze genoemd worden. Hetgeen betekent dat het ‘klassieke paradigma’ van fundamenteel onderzoek niet meer één op één toepasbaar is. Ofwel: voor praktijkgericht onderzoek is een andere methodologie nodig dan voor fundamenteel onderzoek (Andriessen & Aken, 2011; Tijmstra & Boeije, 2011).

 

Onderzoeksmatig verbeteren van de eigen beroepspraktijk

Een onderwijsprofessional is vaak met name geïnteresseerd in het verbeteren van de eigen beroepspraktijk. Waarbij naast het beschrijven van het praktijkprobleem en het verklaren van de oorzaken ervan ook gekeken wordt naar het ontwikkelen van mogelijke oplossingen. Praktische vragen zoals: ‘Hoe verbeteren we ons taalonderwijs?’, ‘Hoe verminderen we de afstroom?’, ‘Hoe stimuleer ik meer samenwerking in het team?’ staan daarbij centraal. Het aantonen van (statistisch bewezen) causale verbanden tussen oorzaak en gevolg is dus meestal niet zijn doel. Door op een gedegen en onderzoeksmatige manier te werk te gaan kan de onderzoekende professional echter wel de aannemelijkheid van zijn bevindingen aanzienlijk vergroten. Zo is het raadzaam om gebruik te maken van zo compleet mogelijke, valide en actuele kennis, maar hij kan er daarnaast bijvoorbeeld ook voor kiezen om te werken met een redeneerketenaanpak.

 

2008_CIMO-logica_Denyer_Tranfield_Aken

CIMO-logica. Ontleend aan Deneyer, Tranfield, & van Aken (2008)

Een voorbeeld hiervan is de CIMO-logica. De redeneer- keten bij de CIMO-logica luidt als volgt: Voor dit probleem-in-Context is het nuttig om deze Interventie toe te passen, die door deze Mechanismen de volgende Outcomes zal genereren’ (Denyer, Tranfield, & Aken, 2008). Maar er zijn nog tal van andere onderzoeks- instrumenten en methodieken mogelijk.

Onder het tabblad ‘Onderzoeksinstrumenten’ vind je diverse praktische voorbeelden waarmee je meteen aan de slag kunt.

 

Insider of outsider perspectief ?

Bij het onderzoeksmatig verbeteren van de eigen beroepspraktijk wordt veelal gewerkt vanuit het insiders perspectief. De ‘onderzoekers’ werken zelf in de school en maken deel uit van de onderzochte beroepspraktijk. In sommige gevallen wordt er samengewerkt met externe onderzoekers, die dan vaak de rol van ‘facilitator’ op zich nemen en bijvoorbeeld specifieke kennis over onderzoeksmethoden en dergelijke inbrengen. Ook kan door flankerend onderzoek, verricht door externe onderzoekers, er een combinatie ontstaan van beide perspectieven. Er wordt dan zowel vanuit het insider als het outsider perspectief onderzoek verricht (Munn-Giddings, 2013).

Als leerkrachten al werkend zelf onderzoeken wat binnen de context van de eigen klas en school werkt, is dit een welkome aanvulling op het evidence based werken. Immers:

“Wat werkt op scholen’ biedt geen garantie op ‘wat werkt in mijn klas”.

xx

Een onderzoekende houding (inquiry habit of mind)

Het spreekt voor zich dat om op een effectieve wijze onderzoeksmatig te kunnen werken een onderzoekende houding essentieel is. Een belangrijk aspect is hierbij volgens van der Rijst (2009) de neiging om:

  • te willen bereiken;
  • kritisch te willen zijn;
  • innovatief te willen zijn;
  • te willen weten;
  • te willen delen;
  • te willen begrijpen.


Selectieve waarneming

Mensen nemen selectief waar (Blekkingh, 2014). Er zit als het ware een filter in ons hoofd dat slechts die prikkels doorlaat die belangrijk gevonden worden. Men noemt dit ook wel selectieve perceptie of selectieve waarneming. Dit betekent dat je voorzichtig moet zijn t.a.v. het waarheidsgehalte van de waarneming van je omgeving. Deze terughoudendheid lijkt des te belangrijker als je je realiseert dat deze filtering voor een groot deel onbewust plaats vindt. Daarnaast is het ook nog eens zo dat prikkels die goed aansluiten bij de overtuigingen die je reeds had meer kans maken om te worden doorgelaten dan prikkels die niet matchen met je bestaande overtuigingen. In onderstaande afbeelding is dit proces schematisch weergegeven.

xxx

2014_selectieve perceptie_Blekkingh

Selectieve perceptie. Ontleend aan Blekkingh (2014).

 

Je hersenen maken gebruik van dit filter omdat ze anders de overload aan gegevens niet zou kunnen verwerken. Het filter is dus een goed mechanisme, maar je moet je wel bewust zijn van de beperkingen. Je neemt heel veel zaken niet waar die er wel zijn (en omgekeerd overigens ook).

De gegevens die je binnenwereld bereiken worden omgezet in informatie. Dat wil zeggen dat er betekenis aan gegeven wordt. In je binnenwereld zijn dus als het ware allerlei ‘verhalen’ (betekenissen) opgeslagen. Deze verhalen zijn gebaseerd op gebeurtenissen die je ooit selectief hebt waargenomen en op de verhalen die je in de loop der jaren zelf hebt ontwikkeld. Deze verhalen representeren jouw ‘waarheid’. Het ene verhaal combineert daarbij met een ander verhaal tot een derde verhaal etc. Verhalen over de vaardigheden en de kennis die je hebt. Verhalen die jouw beeld van de wereld vormen, over wat goed en wat fout is en over hoe je naar jezelf kijkt. (Blekkingh, 2014). Het is dan ook niet voor niets dat Wierdsma en Swieringa (2011) zeggen “Betekenissen bestaan niet, ze kunnen niet ontdekt worden. Betekenissen worden gecreëerd.”

xx

Meervoudige werkelijkheid

2016_Perspectief - meervoudige werkelijkheid

Meervoudige werkelijkheid

xx

De werkelijkheid is vaak complex en meervoudig. Daarbij komt nog eens het feit dat we selectief waarnemen en zelf onze betekenissen creëren. Sociaal constructivisten gaan er dan ook van uit dat er niet een wereld (werkelijkheid) ‘out there is’ die je kunt kennen, maar dat mensen in interactie met elkaar een werkelijkheid construeren. Dit in tegenstelling tot de gedachte dat er een objectieve wereld buiten jezelf zou bestaan die gekend kan worden.

xx

Het is in het kader van onderzoeksmatig werken dus erg belangrijk dat je je er terdege van bewust bent dat mensen selectief waarnemen en dat betekenissen in interactie met elkaar worden gecreëerd. Het is dan ook van belang om bij de analyse van en reflectie op casuïstiek en interventies goed het onderscheid te maken tussen datgene wat je denkt te weten en te hebben gezien (aannames, interpretaties) en datgene wat je feitelijk hebt waargenomen of gemeten.

xx

Betrouwbaarheid en validiteit

De begrippen betrouwbaarheid en validiteit zorgen nog wel eens voor verwarring. Bij betrouwbaarheid gaat het erom dat je meetinstrument betrouwbare resultaten geeft, d.w.z. dat je meetinstrument steeds dezelfde resultaten geeft onder dezelfde condities.

De validiteit verwijst naar de juistheid of accuraatheid van metingen: meet het meetinstrument hetgeen het moet meten? Zelfs als je meting betrouwbaar is (je meet steeds hetzelfde), dan hoeft de meting nog niet valide te zijn. Meer lezen over betrouwbaarheid en validiteit? Klik hier.

xxxx

xxBetrouwbaarheid en validiteit

 

 

 

 

xx

xxx

Goed onderzoek is navolgbaar en controleerbaar

Goed onderzoek is navolgbaar en controleerbaar voor jezelf en anderen. Dit geldt zowel ten aanzien van het theoretisch kader dat je hanteert, de wijze van data-verzamelen, analyse en interpretatie als de conclusies die je trekt. Het verdient daarom aanbeveling om tijdens je onderzoek een logboek bij te houden. In dit logboek houd je niet alleen de werkwijzen en resultaten bij van de primaire onderzoekscyclus  (core action research cycle) maar ook die van de hieraan parallel lopende reflectiecyclus (thesis action research cycle).

 

De Golden circle van Sinek als uitgangspunt

2011_Golden Circle_Sinek

Golden circle van Sinek. Bron: Sinek, S (2011). Start with why. How great leaders inspire everyone to take action. Londen: Penguin Books Ltd.

 

Bij het onderzoeksmatig verbeteren van de eigen beroepspraktijk kan de Golden Circle van Sinek (2011) als uitgangspunt genomen worden. Je start dan vanuit de ‘waartoe-vraag’. Stel dat je een samenwerkende en lerende cultuur wilt stimuleren binnen je team, dan zou je je dus af kunnen vragen waarom je eigenlijk meer samenwerking en van en met elkaar leren in het team wilt zien. Bij de ‘waartoe-vraag’ draait het om je bedoeling. Waar doe je het voor? Pas als duidelijk is waarom je iets wilt of doet, kunnen mensen volgens Sinek erin geloven. Als het ‘waarom’ helder is, kun je inzoomen op de ‘hoe-vraag’. Hoe willen we er bijvoorbeeld voor zorgen dat het team meer en beter samenwerkt en met en van elkaar leert?

Je eindigt vervolgens met de ‘wat-vraag’. In het voorbeeld: ‘Als de teamleden meer samenwerken en van en met elkaar leren, wat zie je ze dan wel of juist niet doen?’

xx

Werken met een logboek

Het onderzoeksmatig werken aan verbetering kan navolgbaar gemaakt worden door te werken met een logboek. Ook draagt het werken met een logboek bij aan het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal, het expliciteren van impliciete kennis  (tacit knowledge) en kunnen leerprocessen inzichtelijk gemaakt worden (Bronkhorst, 2014).

In onderstaand voorbeeld is in een logboek de STARRT methodiek* geïntegreerd met het reflecteren op drieslagniveau. Klik hier voor een toelichting op het logboek.

xx

 

xx 

* STARRT staat voor: situatie, taak, actie, resultaat, reflectie en transfer.

xx

xx

xx

Geraadpleegde literatuur

Andriessen, D., & Aken, J. v. (2011). Handboek ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek. Den Haag: Boom Lemma.

Blekkingh, B. (2014). Authentiek leiderschap: Ontdek en leef je missie. Den Haag: Academic Service.

Bronkhorst, L. e. (2014). Deliberate practice in teacher education. European journal of teacher education, 37(1), 18 – 34.

Denyer, D., Tranfield, D., & Aken, J. v. (2008). Developing design propositions through research synthesis. Organization Studies, 29(3), 393 – 415.

Munn-Giddings, C. (2013). Action research. In J. Arthur, M. Waring, R. Coe, & L. Hedges, Research methods &methodologies in education. (pp. 71-75). London: Sage.

Rijst, R. v. (2009). The research-teaching nexus in the sciences: Scientific research dispositions and teaching practice. Proefschrift Leiden: ICLON.

Sinek, S. (2011). Start with why. How great leaders inspire everyone to take action. London: Penguin Books Ltd.

Tijmstra, J., & Boeije, H. (2011). Wetenschapsfilosofie in de context van de sociale wetenschappen. Den Haag: Boom Lemma.

Wierdsma, A., & Swieringa, J. (2011). Lerend organiseren en veranderen: Als meer van hetzelfde niet helpt. Groningen: Noordhoff Uitgevers.