Petersnijders.info

Home » Sociaal kapitaal

Sociaal kapitaal

Sociaal kapitaal is volgens Coleman (1988), geciteerd door Hargreaves en Fullan (2013),  aanwezig in de relaties tussen mensen. Het is een bron waaruit zij kunnen putten. En net als economisch en menselijk kapitaal draagt het bij aan productieve activiteit.

xx

Coleman zegt hier o.a. over:

“Zo is een groep waarvan de leden elkaar vertrouwen tot veel meer in staat dan een vergelijkbare groep waarin dat vertrouwen niet aanwezig is”. (Coleman, 1988, blz. S101)

xx

Groepen met een gemeenschappelijk doel die werken op basis van vertrouwen, leren volgens Hargreaves en Fullan (2013) ook meer en worden daardoor ook beter in hun werk.

Sociaal kapitaal heeft volgens Hargreaves en Fullan (2013) te maken met hoe de kwantiteit en kwaliteit van interacties en sociale relaties tussen mensen van invloed is op de mate waarin zij toegang hebben tot kennis en informatie, en in hoeverre zij elkaar kunnen vertrouwen, en op hoe groot de kans is dat zij zich zullen houden aan dezelfde normen of gedragscodes. Door sociaal kapitaal, zo stellen zij, neemt je kennis toe – het geeft je toegang tot het menselijk kapitaal van anderen. Het vergroot je netwerk en het geeft je meer invloed en meer kansen (Hargreaves & Fullan, 2013).

Sociale netwerken van leerkrachten kunnen ook in kaart gebracht en geanalyseerd worden (Moolenaar, 2010). Onder sociale netwerken verstaat zij groepen mensen die door positieve (zoals sociale ondersteuning of advies) of negatieve relaties (zoals bij pestgedrag) met elkaar verbonden zijn. Onderzoek laat volgens Moolenaar (2010) zien dat het succes van verbetertrajecten op scholen deels afhankelijk is van de kwaliteit van de sociale netwerken van de leerkrachten op de scholen.

Volgens Moolenaar (2010) hangt de netwerkpositie van de schoolleider samen met zijn gedrag. Beide zijn, aldus Moolenaar, van belang bij het stimuleren van een innovatief klimaat in de school.

xx

“Hoe meer de schoolleider wordt benaderd voor advies, en hoe sneller de schoolleider alle teamleden kan bereiken via het adviesnetwerk, hoe meer de school gekenmerkt wordt door een innovatief klimaat. ” (Moolenaar, 2010)

xx

Moolenaar vermoedt dat schoolleiders die meer in contact staan met hun teamleden een veiligere sfeer creëren waarin leerkrachten durven te experimenteren en fouten durven te maken (Moolenaar, 2010).

Een sociaalnetwerk kan o.a. gekarakteriseerd worden door:

  • hechtheid: aantallen verbindingen tussen mensen. Heeft iedereen met iedereen contact of zijn er eilandjes (cliques) met wij-zij-denken?
  • mate van centralisatie: wie heeft de meeste connecties? Is er een middelpunt in het netwerk?
  • bereik: hoeveel stappen zijn nodig om iemand te bereiken?
  • bruggen: wie verbindt mensen die niet met elkaar verbonden zijn?
  • structural holes

structural holes - cliques

 

Nevenstaand netwerk heeft bijvoorbeeld een duidelijke centrumpositie (rode bol), kent meerdere cliques en structural holes.

xx

xx

x

 

Samenwerken

 

1990_continuüm collegiale relaties - joint work_Little

Klik op de afbeelding voor een grotere weergave.

Little (1990) heeft de wijze van samenwerking en mate van wederzijdse afhankelijkheid van leerkrachten onderzocht en op een continuüm geplaatst. Het hoogst haalbare niveau dat zij daarbij onderscheidt is ‘joint work’ of wel ‘gezamenlijk werk’. Leerkrachten werken op dit samenwerkings-niveau intensief samen in een Professionele leergemeenschap en zijn van elkaar afhankelijk t.a.v. het behalen van een (gezamenlijk) resultaat. Wessum (1997) zegt hier het volgende over:

ccccc

xx

“Gezamenlijk werk is volgens Little de meest intensieve vorm van samenwerking tussen leraren. Bij gezamenlijk werk zijn docenten gezamenlijk verantwoordelijk voor het lesgeven. Zij delen hun autonomie en ondersteunen initiatieven van elkaar. Docenten zijn meer afhankelijk van elkaars werk dan bij de overige samenwerkingsvormen. Ze praten meer met elkaar over hun werk dan op scholen waar minder wordt samengewerkt en ze voelen zich daardoor ook gesteund. De autonomie wordt hier gedeeld en het lesgeven blijft niet achter gesloten deuren. Binnen deze samenwerkingsvorm praten docenten niet alleen met elkaar over het lesgeven, maar ondersteunen ze elkaar bij het werk in de klas. De samenwerking betreft echte gemeenschappelijke activiteiten.” (Wessum, 1997)

xx

x

xx

xx

Geraadpleegde literatuur

Coleman, J. (1988). Social capital in the creation of human capital. The American Journal of Sociology, 94, S95-S120.

Hargreaves, A., & Fullan, M. (2013). Professioneel kapitaal: de transformatie van het onderwijs in elke school. ’s Gravenhage: Stichting Duurzaam Leren.

Little, J. (1990). The persistence of privacy: Autonomy and initiative in teachers’ professional lives. Teachers College Record, 91(4), 509 – 536.

Moolenaar, N. (2010). Verbinden en verbeteren: opbrengsten van sociaal kapitaal in het onderwijs. Develop 1, 4 – 9.

Wessum, L. v. (1997). Proefschrift. De sectie als eenheid: Samenwerking en professionaliteitsopvattingen van docenten in het voortgezet onderwijs. Utrecht: Vakgroep Onderwijskunde/ISOR/Universiteit Utrecht.

 

xx

xx

xx